Rechter kraakt onderzoek en rapport recherchebureau af

uitspraak rechterEen onderzoek van een particulier recherchebureau is recent door de rechtbank Midden-Nederland fel bekritiseerd. Niet alleen de kwaliteit van het onderzoek, maar ook de controleerbaarheid van de conclusies en de toonzetting van het onderzoeksrapport is volgens de rechter ver ondermaats, zo blijkt uit de uitspraak.

Om welk recherchebureau het gaat is niet bekend gemaakt. Het bewuste recherchebureau werd ingeschakeld om te onderzoeken of de ex-vrouw van de opdrachtgever een affectieve duurzame relatie had en samenwoonde. Dat zou de opdrachtgever in dat geval flink wat betalingen aan partneralimentatie schelen.

Toonzetting onderzoekrapport

Opvallend detail is dat de toonzetting van de rapportage wordt aangekaart door de rechter. ‘Onder geen enkele voorwaarde mogen in het onderzoeksrapport opmerkingen staan die persoonlijk getint zijn’, vindt particulier rechercheur Gerard Hoogland van recherchebureau GerVon. ‘Feiten horen objectief en neutraal weergegeven te worden in de rapporten. Het moet zakelijk, het moet feitelijk, en het moet duidelijk zijn. Dat staat buiten kijf. Meningen, gissingen of de eigen conclusies van de particulier rechercheur zijn geen feiten en omstandigheden. Dat vormt om die reden geen bewijs voor de rechter.’

Uit de uitspraak

“Daarnaast is de rechtbank kritisch over het niveau en de toonzetting van de rapportage en de kwaliteit van het onderzoek door [naam onderzoeksbureau]. Zo is er sprake van een zeer beperkt aantal observaties in een korte periode, …, en is er in de periode daarvoor een onderzoek naar digitale bronnen en social media dat in het kader van de beantwoording van de vraag of de vrouw is gaan samenwonen in de zin van artikel 1:160 BW weinig toevoegt. Bron: ECLI:NL:RBMNE:2019:1791

Waarheidsvinding

Een goed uitgevoerd onderzoek door een particulier recherchebureau draait volgens Gerard Hoogland dan ook om waarheidsvinding. Om feiten te vinden die antwoord geven op de vragen als ‘Wat is er gebeurd?’, ‘Waar, wanneer, door wie en hoe?’.

‘Stel ik feiten vast, dan rapporteer ik dit. Vinden mijn medewerkers en ik niet de waarheid of is iets discutabel, dan vermelden we dat ook in het onderzoeksrapport. Ongeacht of de feiten in het nadeel zijn van de opdrachtgever. En, dat maakt van een particulier onderzoek een kwalitatief en goed onderzoek, want we bestaan niet om iets specifieks te bewijzen. We zijn er om de feiten te constateren en deze voor zich te laten spreken, ongeacht de richting die de feiten uitwijzen.’

Controleerbaarheid onderzoek

Volgens Hoogland, die eerder tijdens zijn carrière werkzaam was als rechercheur bij de politie, is het schrijven van het onderzoeksrapport net zo belangrijk als het onderzoek zelf. Net zoals een goed geschreven en volledig proces-verbaal onmisbaar is voor de agent om de boef achter de tralies te krijgen, geldt dit ook voor particulier onderzoeksrapport dat in de rechtszaal wordt gebruikt.

‘Voor de rechter moet altijd duidelijk zijn waar en wanneer iets is vastgesteld, en op welke manier. Alleen het feit noemen is niet voldoende. Daarom vermeld ik in mijn rapporten naast de feiten altijd de redenen van wetenschap en de bron, zodat een rechter deze feiten altijd kan toetsen en verifiëren. Immers, dat iemand zegt dat zoiets is, wil nog niet zeggen dat het zo is. Dat moet feitelijk ergens uit blijken.’

Uit de uitspraak

“Daarnaast is uit het rapport niet goed af te leiden wanneer precies zicht is gehouden op de woning van de vrouw en op welke momenten dan welke observaties zijn gedaan. Dat heeft tot gevolg dat de conclusies uit het rapport niet goed controleerbaar zijn aan de hand van de observaties en verdere informatie uit het rapport.” Bron: ECLI:NL:RBMNE:2019:1791

Onnodig onderzoek

Bijzonder, maar wel begrijpelijk volgens Hoogland, is dat de rechter kritiek uit op het digitale onderzoek dat dit recherchebureau uitvoerde. ‘In veel gevallen starten recherchebureaus met een digitaal onderzoek, omdat rechters vinden dat je niet met een kanon op een mug mag schieten. Je mag niet meteen de zwaarste middelen uit de kast trekken. Aangezien een online onderzoek de minste impact heeft op de persoon die onderzocht wordt, is dit een logisch startpunt.’

Toch snapt Hoogland de kritiek van de rechter wel. ‘Het draait in dit geval om de onderzoeksvraag of de vrouw samenwoont. Dat valt niet alleen te bewijzen met digitaal onderzoek, en daarom voegt dit weinig toe. Zelfs al zou de vrouw een foto van haar en de eventuele partner op social media hebben gepost, bijvoorbeeld een innige omhelzing, dan is dat hooguit een liefdevol moment, en wellicht een indicatie voor iets meer. Bewijs voor een liefdesrelatie of dat ze samenwonen is dit echter niet. Zoiets kan alleen bewezen worden door observatie in combinatie met feiten uit ander real life onderzoek.’

Wilt u meer weten over het laten uitvoeren van een degelijk onderzoek dat voor rechters acceptabel is?